Naar Barhöft, o nee, Hiddensee (13 juli 2022 – door Kees)

We waren dus op weg naar Barhöft, maar dat ging niet door want de haven was te klein volgens de havenmeester…..

Nieuw plan gemaakt en hupatee op weg naar Vitte op Insel Hiddensee. Een lange tocht, een hele dag varen, of beter een hele dag zeilen (en dat is echt wat anders). Maar de omstandigheden zijn goed, west 4, en we hebben er zin in.

Op eens ‘gaat de marifoon’, op kanaal 16: “Trave Traffic, Trave Traffic …De Goede Verwachting, melden sie sich bitte auf Kanal 71”. Nog een keer en nog een keer. Dus overschakelen naar kanaal 67… en daar meldt Trave Traffic ons aan dat we ondiepe wateren naderen en de koers moeten wijzigen…sapperdeflap…direct handelen en oploeven. Daarna nog twee keer gijpen (waarvan één floddergijp) en wij vervolgen onze weg. 

In de Gellenstrom trekt de wind nog wat verder aan. Wij de handen vol aan het zeilen met die west 4 en het navigeren als zo’n beetje het enige schip op verder vrijwel lege wateren.

Na een uurtje plotseling de waterpolitie langszij, twee agenten in een snelle motorboot. “Weet u dat alle schepen groter dan twintig meter moeten zich melden bij Strahlsund Traffic kanaal 67”. Nee, dat was ons onbekend maar we hebben ons wel net gemeld bij Trave Traffic. En nee, het staat ook niet vermeld op onze goede Duitse kaarten.  Wél op de kaart van de politie. Een van de wateragenten komt zelfs aan boord om het uit te leggen. Maar tegen de gebruikelijke Fritse charme kunnen ze niet op zodat we zonder consequenties onze weg kunnen vervolgen. Ze vragen nog of ze een foto mogen maken en zwaaien vriendelijk ten afscheid. 

Tschüss

Dan komt het laatste stuk nog. Niet gemakkelijk, harde wind, lastige tonnen en vermoeide ledematen, we eten in ploegen. Maar om acht uur ’s avonds leggen we, na wat omzwervingen door de haven, vermoeid maar tevreden aan in Vitte op Insel Hiddensee.

Afgemeld bij op kanaal 67, selbstverständlich.

Het seniorenteam (13 juli 2022 – door Kees)

Nationalpark Vorpommersche Boddenlandschaft. Parallel aan de Zingster kustlijn zingt de Oude Dame, pal voor de wind, met vijf knopen oostwaarts. Het lijkt wel of ze dankbaar is dat ze niet zo hoeft te zwoegen en op haar donder krijgt als gisteren. Toen ging het op een “rolkoers” met 4 tot 5 Beaufort flink te keer. Ze deed het goed, maar vond het niet leuk.

Daar heb je ze

Aan boord vier bepette, goed ingesmeerde senioren, waarvan twee fel oranje gekleurd. Zoutwater ervaring zit, zoals bekend, voornamelijk bij Frits (75).  Ruud (66), Wim (65) en Kees (66) zijn goed in fietsen, maar die zijn voor de verandering opgesloten in het vooronder. De fietsen dus. Samen zijn wij goed voor 271 jaar levenservaring. Ik ben in deze shift opstappers de linking pin en ken iedereen goed tot zeer goed. Ruud en Wim zijn nieuw en moeten even aan alles wennen. Oploeven en afvallen gaat nog wel. Maar katten en gijen, bulletalie en bokkepoot,…. pfff. Maar we zijn zéér leergierig en Frits zeer uitleg bereid dus na deze week zit dat wel goed.

Darsser Ort

We zijn net vertrokken uit de kleine “Nothafen” Darsser Ort, waar we hebben overnacht. In het haventje een boot van de reddingsdienst (Bremen Rescue, kanaal 16), drie kleinere jachtjes maar vooral veel stilte en veel natuur: zwaluwen, kwikstaarten, strandlopers, aalscholvers en kluten (welke helaas toch kokmeeuwen bleken te zijn). Maar… wát een mooi oord. Op het dek gezeten ging de zon voor mij rood onder en kwam tegelijkertijd achter mij de maan vol op. Wohh…waarom nu pas op vakantie in Deutschland?  So schön und doch haben wir es nicht gewusst. 

Onze varende Duitse mede toeristen zijn over het algemeen zeer vriendelijk, voorkomend en behulpzaam. Zeker een “Traditionsschiff” wordt ontvangen met alle egards en respect. 

Nu op weg naar Barhöft.  Halve dag varen en dan naar binnen want vanmiddag gaat het echt hard waaien. 

O nee….toch niet: Frits belt net met de havenmeester en krijgt te horen dat we te groot zijn voor de haven. Nieuw plan maken dus. Ankeren onder het eiland? Toch doorvaren? 

En zo scharrelen wij door de Boddengewässer. Wat het nu gaat worden?  Dat weet nog niemand. We gaan het zien lieve lezertjes. 

Wordt vervolgd.

Boltjalk op de Oostzee (12 juli 2022 – door Frits)

Nee, een boltjalk is geen zeeschip. Dat wisten we al en dat is de afgelopen week hier op de Oostzee weer eens bevestigd. Niet dat onze oude dame zich niet goed houdt. Maar veel golven van opzij, daar kan ze maar slecht mee over weg. Dan rollen we zo hevig dat de zeilen slaan en de giek vervaarlijk mee doet. En wil je van Nederland naar het Boddengebied komen dan moet je een aantal stukken serieuze zee over. Van Burgstaake naar Kühlungsborn steek je recht de Lübeckerbucht over, 25 mijl ongeveer. Het waait west 4 als we vertrekken en er zitten wat buien in de lucht. Dan hebben we de wind en de deining vooral van achteren, denken we, maar dat blijkt wat anders uit te pakken. De heuvel Kühlung is 130 meter hoog en die zien we dus al heel snel liggen. Rechte lijn er op af, denk je dan. Maar we zetten al snel de motor bij om wat minder aan de deining overgeleverd te zijn. En we sturen flink hoger dan de koers, dan maar niet de kortste route. Halverwege trekt de wind verder aan en we steken een rif. Het is een opluchting als we zo ver zijn dat we kunnen afvallen naar een ruimwindse koers, wat een rust opeens! Het gebeurt niet vaak maar we zijn af en toe jaloers op zeegaande jachten, zelfs veel kleinere, die heel wat minder moeite hebben met de zee.

In het noodhaventje van Darsser Ort

Het is een week later ondertussen. Van die week hebben we vijf dagen verwaaid gelegen. En die andere twee waren ‘roldagen’: nog twee stukken Oostzee met dikke westenwind. We wenden er aan. Maar nu liggen we dan toch op de drempel van de Bodden, in het wonderbaarlijk mooie noodhaventje van Darsser Ort. Om de hoek graast een ree, het is stil. Alleen het geruis van de branding in de verte en zwaluwen, veel zwaluwen. Rust.

Verwaaid in Kühlingsborn (7 juni 2022 – door Frits)

We liggen al een paar dagen verwaaid. In de grote, nieuwe jachthaven van Ostseebad Kühlungsborn, zoals dit stadje voluit heet. Met twee viskotters vormen we een zwart en bruin stukje steiger. Dan heel veel wit polyester en helemaal aan de andere kant wat kleine plaatselijke vissers. Het is hier vooral érg badplaats. Langs de haven restaurants en dure winkels, dan de kilometerslange stadsboulevard, rechtdoor vanaf het strand langs de haven. 
Ik lees over de geschiedenis van Kühlungsborn, dat al in de 18e eeuw badplaats werd voor de gegoede burgerij. Het is een lange aaneenschakeling van statige villahotels en pensions, fraaie lanen en prachtig aangelegde parken en tuinen, met in het midden van de stad het Stadswald, waarin dicht op elkaar onwaarschijnlijk hoge bomen.

Kühlungsborn, met de nieuwe jachthaven en het oude Stadswald.

In de jaren ’30 werden de Joodse villa’s onteigend. De nazi’s gingen hier baden en gebruikten een deel van de hotels als lazaret. In de DDR mochten de gehoorzame burgers hier ook heen. Dat moesten ze dan wel eerst verdienen.

We bekijken een kleine, indrukwekkende tentoonstelling bij de Ostseegrenzturm, waar in de DDR-tijd permanent bewaking zat. Panelen met knipsels en foto’s op een hek met prikkeldraad erop. Over de gelukte en de mislukte vluchten naar de vrijheid aan de andere kant van het water. En de onmenselijke instructies aan de grensbewaking van toen. Iets dat je ook als vrijwilliger, tijdens je vakantie, kon doen.

In de Grenzwachtrum

En nu? Mensen zijn vriendelijk hier, iedereen is op vakantie, de lucht is superschoon en de kust prachtig. Een genoeglijk, wat kneuterig, welvarend Ostseebad. Het heeft ook wel wat, een paar dagen rust hier. Langs de Steilküste wandelen, met het stoomtreintje naar Bad Doberan, het kloostercomplex daar bezoeken, taart eten.

Intussen verversen we om de paar uur de Windfinder-app, wordt het al beter? Want ja, we liggen hier wel verwaaid tenslotte.

Het Noord-Oostzeekanaal (30 juni – door Dirk)

In mijn halfslaap hoor ik golfjes, als in gesprek, kabbelend tegen het boord van het schip. Door de patrijspoort schijnt de zon, de zandbanken zijn verdwenen. Met een ruime oostelijke boog varen we om het kleine bewoonde eilandje Neuwerk heen. Onverwacht laten de stekken ons in de steek (prikken, zegt Frits). Rogier manoeuvreert ons ‘iets te spannend’ met behulp van kaarten op zijn tablet door de ondiepe wateren. We kruisen een dijkje waar bij eb paard en wagen naar Neuwerk gaan. Ver ten noorden van het eiland vol op zee draaien we bijna 180 graden en koersen de Elbe op naar Cuxhaven. Ons afscheid van de Wadden. Keurig afgemeerd wil er tot grote ergernis van Frits en Rogier een protserig motorjacht met een Hollandse stuurman aan onze bakboordzijde liggen. Tot drie keer toe adviseert Frits om een motorjacht verderop te kiezen, soort hoort bij soort, maar het gesprek komt niet op gang. Als een kwak meeuwenpoep kleeft het monster aan ons gangboord. 

Meeuwenpoep langszij.

De volgende morgen 29 juni 10.00 uur draaien Frits en Rogier met een slimme ‘Urker spring’ het schip. Bij het palaver schetsten Frits en Rogier op een papiertje alle mogelijkheden van een lange spring aan de achtersteven. Rogier is nazaat van generaties binnenvaartschippers en leeft en vaart met een dektjalk. Een roer in zijn hand geeft hem rust. Voortdurend sparren Frits en hij over handige kennis rond zeilen en reparaties. Twee uur stroomopwaarts bereiken we de sluizen van het 125 jarige Noord-Oostzee Kanaal. Een uurtje wachten we tussen onrustig heen en weer varende bootjes, tot het witte licht verschijnt op de sluistoren. Al snel liggen we tussen een hoog vrachtschip en een lange vlonder die langs de sluiswand loopt. Niet veel later gooien we de tros over een bolder aan een kade bij Brunsbüttel. 

Die Rensburger Schwebefähre.

Donderdagmorgen 09.00 uur varen we over het honderd kilometer lange kanaal aan de stuurboordwal richting Rendsburg. Brede rechte lijnen afgewisseld met een flauwe bocht en weelderig omzoomd door groene bomenwallen. Hoge stalen bruggen overspannen het water en met regelmaat verbindt een pont de twee zijden. In de middag statige vrachtschepen. De zon maakt ons loom. Na zeven uur varen zien we in de verte het ‘Schwebe Fähre’ een gondel hangend aan een spoorbrug. Het kleine wereldwonder brengt wandelaars, fietsers en zelfs enkele auto’s naar de overkant.  Als we voorbijvaren hoor ik tot mijn verbazing en teleurstelling het Wilhelmus over het water klinken uit een toeristische uitspanning – der Schiffsbegrüssungsstelle – aan de voet van de veertig meter hoge constructie. Om 16.40 uur meren we af in de jachthaven van Rensburg. Nog één etappe en we zijn in Kiel. ’s Nachts hoor ik de regen tikken op het dak en sluit de patrijspoort.

Gastransport (2 juli 2022 – door Thecla)

In een grote Volvo rijd ik op zaterdagmorgen over de A7, de werkzaamheden bij het Julianaplein en protesterende boeren achter me latend. In de ruime achterbak liggen twee zorgvuldig vastgesjorde gasflessen. Twee flessen van elk tien liter propaan, per stuk goed voor tweehonderd koppen koffie, dertig potten thee, vijftien keer kort douchen, vijfentwintig warme maaltijden en een afwasje of dertig. De ene fles is van Rogier, de eigenaar van de auto, en de ander is op weg naar Kiel-Holtenau, waar De Goede Verwachting vandaag een paar uur eerder dan het gas zal aankomen.

Onderweg luister ik naar de aflevering van de Grote Podcastlas. Dit keer gaat het niet over een land, maar over alles wat op atlassen slechts blauw is: over de zeevaart. Een kapitein wordt bevraagd door de nieuwsgierige podcastmakers. Het gaat over zeestraten, vaarroutes, de bemanning, hoe een dag aan boord eruitziet, de standaardisering van de zeecontainer en het belang daarvan voor heel veel ontwikkelingen in de wereld (tip: kijk eens om je heen en bedenk of je iets ziet dat niet ooit (deels) in een zeecontainer heeft gezeten). In die grote zeeschepen passen 15.000 containers. Zet die elk op de vrachtwagen en je vult 100 km snelweg. De vraag is natuurlijk: waarom slepen we zoveel spullen de halve wereld over? Veel om over na te denken. Het vult moeiteloos het anderhalf uur rijden in de file. 

Met maximaal zo’n vijfhonderd containers is deze, op het Nord-Ostsee Kanal, een kleintje.

De dagen dat ik niet aan boord ben volg ik het schip op MarineTraffic en via deze blogs. Schepen, bemanning, de routines aan boord. In het klein is het in de basis niet anders dan op die grote schepen. Op een klein oppervlak ben je op elkaar aangewezen. Je komt in alle opzichten dichter bij elkaar. En tegelijk is er die onmeetbare ruimte om je heen.

Ik rijd Kiel binnen en passeer via een hoge brug het Nord-Osteekanal. Beneden zie ik het oude en het nieuwe sluiscomplex al liggen. Zie ik daar al een bekende mast? Jawel. Het gas is succesvol van Groningen naar Duitsland getransporteerd. Even later stap ik uit en op. Rogier en Dirk doen precies het omgekeerde. Zij weer naar Nederland en ik begin aan mijn tweede etappe van de reis. Deze zal me ergens aan de Oostzeekust brengen. De wind weet waar.  

Water rondom (27 juni – door Dirk)

Maandag 27 juni, 11.40 uur.

We varen door de Blaue Balje de Noordzee op, het zeegat tussen Wangerooge en Minseneroog. Zwaarbewolkt, donkere grijstinten ver aan de horizon. Frits en Rogier overleggen over het hijsen van de zeilen en overwegen een Friese zak. Na Borkum voeren we onder het eiland Juist door, probeerden te zeilen, maar zonder succes vanwege de oostenwind. In Norderney meerden we om 22.30 uur af bij een loskade en vertrokken alweer vroeg. Om 06.30 uur voeren we met een Friese zak in het zeil en een vleugje motorhulp het Wad op. Ons plan was om met hoog water het haventje van Spiekeroog binnen te lopen. Waterdiepte aanloopgeul staat beschreven als sterk afhankelijk van baggerwerk, maar het valt mee. Om 11.45 uur leggen we de trossen aan de kade. Spiekeroog verrast ons door de weelderige begroeiing van de straatjes in het dorp. Een bosrijke oase in het duin- en kwelderlandschap. Met een regenboog aan de zuidwestelijke hemel voeren we vanmorgen om 8.45 uur in oostelijke richting en meanderden op de motor langs het meest oostelijk bewoonde Waddeneiland Wangerooge. 

Plotseling een plof op het trapje tussen de roefdeurtjes: Rogier noteerde in het logboek: ‘We verlaten de Waddenzee.’ Hij hangt nu als een Michelin mannetje met grote bolle wangen in het luik. Hij is met de veiligheidspal van zijn zelfopblazend reddingvest blijven hangen achter een haakje. 

Plof !!! 😉

Het is een dag met water rondom. We steken de brede monding van de Jade en de Weser over in een diagonaal van noordwest naar zuidoost. Tegen drieën sturen we met regen het Robinsbalje in en hebben wind en stevig rollende golven achterop. ‘Als dit was voorspeld dan weet ik niet of ik dit had gedaan,’ zegt Frits. ‘Maar het kan!’ Tegen de avond verwaait de regen en bedaart de waterplas. We slingeren ons weer door geulen tussen drooggevallen zandbanken en lopen om 17.50 uur vast in een verstild landschap. We eten, overleggen, en al is het laat, toch halen we het anker op, nu water het schip optilt en we voor morgenvroeg een betere uitgangspositie willen. De prikkenlijn die we volgen is niet heel consequent, maar de stuurman ook niet en we lopen opnieuw vast. Maar succesvol geholpen door het snel opkomende water bereiken we een ankerplaats. Inmiddels is het donker over zee onder zwarte luchten en daartussen een helder gekleurde horizonlijn bij de verdwijnende zon. Frits: ‘Het is een mooi besef dat honderden jaren geleden zeelieden naar dezelfde luchten zaten te kijken.’

Dirk, aan boord van De Goede Verwachting 27 juni

Samen één doel (23-24 juni – door Dirk)

Donderdag 23 juni.

‘Hoe groot moet ik dat bord maken om te voorkomen dat jullie hier aanleggen?’ De havenmeester van Borkum wijst boos naar een enorm bord. Er stond geen marifoonnummer bij de havenmond en Frits hoopte dat de havenmeester op de steiger zou verschijnen als we rondjes draaien in de haven. Maar we meerden af op ‘verboden gebied’. Frits reageert allervriendelijkst. De havenmeester kalmeert en wijst naar een andere steiger. ‘Frits weet dat altijd zo charmant te regelen’, fluistert Gé. Twee uur later zitten we in een quasi antiek dieseltreintje op weg naar de hoofdplaats. In Borkum legerden Romeinen, vissers vertrokken op walvisvaart, het was decennialang een marinebasis en nu drinken wij hier Kaffee mit Kuchen op een terrasje tussen doezelende vaasjes bier drinkende echtparen. 

Frits gooit de charmes in de strijd om de havenmeester te kalmeren.

Varen met De Goede Verwachting is aardrijkskunde, (cultuur)geschiedenis en het is een reis door eigen herinneringen. Meevaren met Frits doet mij denken aan zijn betoverende toespraken in de Delftse gemeenteraad als raadslid van de PSP. Wandelend met zijn rijzige gestalte langs de publieke tribune na een betoog over Delft en de wereld, haar ver over zijn rug, twinkeling in de ogen, de wenkbrauwen in een bijna ondeugende driehoek. Frits was in zijn Delftse jaren voor mij een enthousiasmerende onderwijzer voor schaatsen en kanoën met een balans tussen aanwijzen en vrijheid. Net als nu op het schip. 

De volgende dag, vrijdag 24 juni, druppelt de regen op de koekoek. Gé zwaaien we uitbundig uit bij de ochtendboot terwijl de eerste regen valt. We zitten in het ruim. Frits splitst een oog in het gekochte touw uit Lauwersoog als reeflijn voor de tweede rif. Hoe is het om steeds wisselende opstappers te hebben op je eigen schip en in je eigen leefwereld?’ vraag ik. ‘We hebben samen hetzelfde doel’, zegt Frits, ‘We willen varen en zeilen met het schip en we willen nu naar het oosten. Als ik aan de kade zou liggen in Leeuwarden zou dat anders zijn.’ ‘Geven een schip en varend erfgoed betekenis in deze levensfase?’ mijmer ik. ‘Het ligt voor mijn gevoel wel in het verlengde van m’n vroegere werk bij de gemeente, ook dit is inzet voor de samenleving’ antwoordt Frits. 
Zaterdag, 24 juni. De was wappert aan het dek. Boodschappen worden gedaan. Om 14.30 uur stapt opstapper Rogier van de veerboot. Om 17.35 uur varen we uit. Bij F 14a gaan de zeilen omhoog, maar niet voor lang. Te scherp aan de wind. Samen één doel: om oost.  

Dirk, Cuxhaven, 23-24 juni

Klagende geluiden (21 juni – door Dirk)

Achter ons horen we een klagend huilend geluid. Rechts passeren we een groene boei nummer V5, rechts rood V6. Aan de horizon ver over het water recht voor de steven de watertoren van Sint Jacob. Aan bakboord zien Frits en Gé iets donkers in het water: een kleine bruinvis. Toch weer het zeurende geluid achter ons, zeker niet van de bruinvis tuimelaar. Verrassend zien we het kopje van een zeehondje opduiken en weer verdwijnen. Het volgt ons met een klagend geluid waar jonge moeders en vaders buikpijn van krijgen.

Het huilende zeehondje

Twee dagen geleden sopten we kniehoog door het water van de dijk bij Striep naar het schip. ‘We wachten een uurtje tot het roer loskomt’, zegt Frits. De voorbereidingen troffen we al toen De Goede Verwachting ’s morgens helemaal droog lag. Wind NNW3, zon en wolken. Frits draait het sleuteltje van de motor om, maar de startmotor weigert. Snel verbinden we de startmotor met de accu van het aggregaat en even later varen we op de motor naar West Terschelling. Op deze zondagmiddag – de laatste Oeroldag – is de haven al bijna weer leeg. We meren af in het tweede dokje aan de steiger naast de ‘Josefien’ van de vriendelijke buren van Frits uit Leeuwarden.

Bij het palaver, de voorbespreking voor de reis van de volgende dag, besluiten we om maandagmorgen 09.15 uur te vertrekken. De volgende morgen – wind NW 4-5, zon en wolken – wil Frits de motor starten, maar er gebeurt niets dan een verdrietig ratelend geluid. Een accuprobleem vult onze aandacht. Vrienden en neven met mogelijke accukennis worden gebeld om raad te vragen. Onze accuwetenschap groeit met de minuut zonder oplossing voor de praktijk. Uiteindelijk concluderen Frits en Gé dat we het probleemgeval langzaam gedurende vierentwintig uur moeten opladen. 

Vol spanning staan we dinsdagmorgen gedrieën op het achterdek, licht bewolkt, wind Wz. De motor slaat onmiddellijk aan. Voor de kenners: spanning bij starten 10,98, laadspanning 13,99 V. Dat betekent uitstekend. Bij ons begrijpelijk een geweldige ontlading. Afvaart West om 11,04 uur met een zwak zonnetje en nagenoeg geen wind, we zien de Brandaris in een miniatuur veranderen. Zeilen gehesen en zo nu en dan de motor aan. In het Vingegat dan opeens dat klagend huilende geluid van een zeehondje dat ons blijft volgen en kennelijk haar moeder zoekt. Met de verrekijker ziet Frits ver voor ons een zandbank vol zeehonden. Zou ons zeehondje dat weten? 

Dirk aan boord van De Goede Verwachting, dinsdag 21 juni

Mysteries (23 juni door Dirk)

23 juni 2022

Of het zeehondje haar moeder weer vond zullen we nooit weten. Ook het raadsel van de stokkende accu is niet opgelost. Voor mij is evenwel het grootste mysterie wat er op het Wad onder en boven water plaats vindt. Na een minuut of tien verdwijnt het zeehondje onder het oppervlak en zien we haar niet terug. Dit is mijn eerste reis als opstapper op het schip van Frits. Ik vaar met de veerboten al levenslang meermalen per jaar naar Terschelling, maar De Goede Verwachting is een totaal andere ervaring. 

Ver voor ons aan de wal: Zwarte Haan. Oostenwind tegen, op de motor. Rond 20.00 uur gaan we voor anker bij Zuiderspruit voorbij de route van de veerdienst Holwerd- Ameland. Aan de horizon de spits van de kerk van Ternaard. De wind is gaan liggen en water en lucht kleuren als in een aquarel. Een rode wolk. Een oranjegloed waar de zon ondergaat boven Ameland spiegelt met lavendel kleuren in het water. Ik dacht altijd dat Mondriaan zijn uitgesproken kleuren verzon toen hij in Zeeland schilderde in de jaren 1908-09, maar dat is niet zo. Hij zag het, wij zien het nu. De lucht kleurt en spiegelt op het oppervlak van het water. Bij het palaver besluiten we vroeg op te staan om het Pinkenwad – het volgende wantij – te passeren. Om 05.00 uur woensdagmorgen 22 juni lichten we het anker en meanderen naar Lauwersoog om een visje te eten. Heiïg, wind noord 1. Geweldig om in de morgen de rode en groene boeien te volgen die in volstrekt willekeur in het water lijken geplaatst. We proberen heel even te zeilen, maar met het zuchtje wind en tegenstroom varen we 0,2 knopen. We zien garnalenvissers met grote zijnetten als vlinders over het water scheren met een sliert meeuwen boven het zog. De vis in Lauwersoog smaakt goed. Frits koopt een lijn op goede dikte voor zijn tweede rif. Zwaaiend naar de vrouw op de klipper Willem Jacob varen we om 14.00 uur de haven uit. Wind NO 3-4. Een uur later zitten we vast als we aarzelen tussen twee volgende boeien: welke is de juiste? De slaggaard leert ons dat er naast de boot nog 85 cm water staat en dat is zeker 5 cm te weinig. Gelukkig is het opkomend water en zijn we na een half uur bevrijd. Noordpolderzijl laten we aan stuurboord liggen en om 18.45 uur gaan we voor anker. Aan de horizon in het zuiden de Eemshaven, in het noord-westen Rottumeroog en noordoost ons doel voor de volgende dag: Borkum. Rondom alleen kabbelend water in een licht grijs mysterieus landschap.  

Dirk aan boord van De Goede Verwachting, donderdag 23 juni