Terugblik ( 20 september – door Frits)

Dit is ons laatste reisblog, we zijn nu precies een week terug. Maar nog elke nacht, steeds als ik even wakker word, vraag ik me af waar we ook al weer liggen. Terug in Leeuwarden, thuis dus.
Een wonderlijk begrip, ’thuis’, als je drie maanden met je huis op stap bent geweest. Maar aan de Westersingel zijn we toch een stuk thuizer dan, pak ‘m beet, aan de Oder. En ook wonderlijk: toen we aankwamen was dat in korte broek en t-shirt. En nu is het fláp, ineens herfst! Vandaag is de ijsbaan weer open, dat is heerlijk maar wel even flink schakelen.

Terugkijkend zijn we vooral heel blij met een prachtige en vrijwel probleemloze reis. Een waar we nog lang van gaan nagenieten. Onze oude dame heeft zich, op wat kleine dingetjes na, fantastisch gehouden. Ze was zelfs zo vriendelijk om te wachten met het laten ontploffen van de wc tot we weer in Leeuwarden lagen. Maar toen was het ook goed raak! Veel opruimen en schoon maken dus, met nog een lastige reparatie voor de boeg.

Gelukkig niet onderweg

Thecla is van de cijfers en de staatjes en dus weten we bijvoorbeeld dat we 96 dagen op reis zijn geweest. En dat we er daarvan 35 hebben gezeild, 26 gemotord en dat we 35 dagen ergens rust hebben genomen of verwaaid hebben gelegen. Bij die laatste horen trouwens 8 dagen Oerol. In die 61 vaardagen hebben we 358 uur gevaren, gemiddeld ongeveer 6 uur per dag. De kortste vaardag was een uurtje. De langste 11 uur. Nog meer cijfers? We hebben in 63 verschillende haven(tje)s gelegen, hebben 17 keer de nacht achter ons anker doorgebracht en vonden voor 15 overnachtingen een steiger of een loswal. Over de hele reis is er 1382 liter diesel doorheen gegaan, voor de dappere DAF en het aggregaat samen. Verder verbruikten we twee propaangasflessen van 10 liter elk. We hebben niet bijgehouden hoeveel water we hebben getankt, maar dat zal een kuub of 14 zijn geweest. En tot slot verbruikte het gland vier vetpatronen. 

Deze bijzondere reis werd mogelijk met en dankzij 26 opstappers, in leeftijd variërend van 0 tot 76. Die zijn we dus alle 26 heel, heel dankbaar: zonder opstappers kun je zo’n reis niet maken!

Het cijfer waar ik zelf het meest nieuwsgierig naar ben is dat van de mijlen: welke afstand hebben we nu eigenlijk afgelegd? Met veel gepuzzel, een serie kaarten en de passer zijn we uitgekomen op 1260 mijl. Zeemijlen dus hè, van 1,852 kilometer.

Pfoe, daar ben ik dan toch even stil van. Wát een reis!

Pech onderweg (12 september – door Thecla)

Het allerlaatste weekend van de grote jubileumreis brengen we door op Schiermonnikoog. Het wordt een heerlijk slotakkoord van de ruim drie maanden durende reis. We zeggen een paar keer tegen elkaar hoe goed het allemaal is gegaan. Geen zieken aan boord, geen ongelukken en onze oude dame heeft zich heel goed gehouden. En dat terwijl er zo ongelooflijk veel stuk kan op zo’n oud schip. Op nieuwe schepen vast ook, maar daar hebben we minder ervaring mee.

Een zonnig laatste weekeinde op Schier

We hebben al vaak ergens stilgelegen: problemen met een startmotor, accu’s die onverklaarbaar snel leeg raken, een wc-pomp die dienst weigert, een giek die uit het lummelbeslag raakt, een scheur in de fok, een klein lekje waardoor het water toch gestaag naar binnen druppelt, het haperende koelsysteem van de motor, een afgebroken impeller van het aggregaat, en ga zo maar door. 

De dag voor vertrek is het nog even spannend: de pomp waarmee het vuilwater overboord wordt gezet doet het niet meer. Kees (die van ‘de fietsploeg’) haalt snel in Noord Holland de laatste pomp die op voorraad is en tot laat die dag sleutelt Frits om de oude te vervangen door deze nieuwe. 

Tijdens de reis zijn er maar twee kleine ongemakken. Bij het vertrek van Terschelling heeft de startaccu te weinig stroom, maar we zetten ‘m aan de acculader, wachten een dagje en daarna gaat dat de rest van de reis op één keer na heel soepel. En die ene keer weet Frits (ervaring) meteen wat hij moet doen en is het euvel snel verholpen.

Het tweede ongemak is het losraken van een slang in de vuilwaterpomp. Niet de slangen die Frits aan de buitenkant had aangesloten, maar een montageslordigheidje van de fabriek. Snel verholpen maar wel een beetje een vies klusje.

Dus we kunnen daar op het zonnige Schier terugblikken op een goed verlopen reis. En dat was het ook, tot we anderhalf uur voor Leeuwarden worden opgeschikt door het loeien van het motoralarm: oververhit. Shit. Vooraf alles gecheckt, oliepeil, vet geperst, koelwater nagekeken. Dus bellen we onze onvolprezen motorfilosoof Harm, die op de laatste dag van zijn vakantie bovenop een kasteel blijkt te staan. Pauze nemen, afkoelen, nogmaals koelwater checken en dan nog een keer proberen is zijn advies. Het lijkt wel of onze Oude Dame even wil laten weten dat ze nog geen zin heeft om naar huis te gaan. 

Zó dicht bij, maar nog even niet…

En dan is er ineens niets meer aan de hand. Een raadsel. Of kwam het omdat we in die pauze plannen hebben gemaakt voor nog een weekendje varen dit najaar en rond de kerstdagen? Hoe dan ook, met gemengde gevoelens varen we even later de bruggen van Leeuwarden door, meteen al welkom thuis geheten door bekenden. 
Ja, weer ‘thuis’, maar met een beetje ‘fernweh’…

Finally (12 september – by Jim)

After 35 years of kayak (mis)adventures with Frits in the Alps and elsewhere, and probably 1000 cappuccinos, I am travelling to finally see De Goede Verwachting and meet Thecla after way too long…

Packing/logistics is complicated as I arrive from Italy and depart directly for two weeks in the US. A (too) early flight to Eindhoven where Paul picks me up and then Gé. Then it’s off to quaint Carolinensiel, where we relieve the previous crew of friends and where the friendly staff at the Heimathafen jokingly, yet firmly, refuses to serve Frits a second, smaller Weizenbier with our Flammkuchen. This triggers the group’s typical lowbrow humor that will continue throughout the trip…

As we leave the picturesque port, I am impressed with the ship’s length as we proceed though the canal, and its height as we pass though the first open bridge. We wait at the locks for which the ship is too long and therefore can only go pass with the falling tide, due to which we immediately beach just outside: my first lesson in wad sailing patience.  We float free but need to anchor in the canal as the motor cooling has silted up. Frits nervously “poles” the ship aside as two large ferries slip out past us. We cautiously begin to motor again and managing to rig a “Friese zak” to capture the wind behind us as we sail along the tree branches marking the way into a beautiful sunset.

We spend the next low tide probably only 30 minutes short of the slack-tide (wantij) that we were trying to reach the night before.  I’ve now learned that despite all the late-night planning, it is the tides and a little luck that will determine whether we make it to our daily destination.  I try to nap but wake up to scratching noises, only to emerge to find Frits, Paul and Gé knee-deep around the boat, scraping off the newly attached barnacles. We float off the sandbar and manage to get the full sails up and I can finally appreciate the true majesty of the ship and feel the power of the wind as I take my first turn at the tiller while sailing.

We make it to our destination for the day, Juist, with its typical horse drawn taxis and delivery carts. The stay is short, and we leave feeling unwelcome after paying an exorbitant docking fee, coming up 15 cents short which the harbor master returns to collect, unsuccessfully. We motor out and begin to weave our way over the next wad when we pass the tiller to Paul who demonstrates his unique ability to find the sand bars. This time we end up literally in the middle of nowhere and spend the sunny day relaxing, swimming and just taking in the silence. Perfect.

We reluctantly drift off the sand and head towards Borkum, which I find in some ways more “authentic” than Juist despite of its obviously touristic character. I am drawn to the view of the North Sea beach with its colorful “strandkorb” chaos, which is refreshing after Italy’s perfect rows of beach umbrellas and chairs. 

Strandkorb ‘chaos’ at the Borkum beach

We motor out of the port under the rain, safely cross the channel while debating which buoys to follow and begin to weave our way again between the at times already beached buoys marking the way through the ever-narrowing water path until we finally run aground for our last evening on the sand. 

After a full day with the sails often up, a challenge as we try to follow the zig-zag of the waterways, Paul tries to ground us again in sight of the harbor, but we manage to dislodge the ship to arrive at the Lauwersoog fisher’s port in time to visit the classic fishing/boating store and enjoy fresh fish sandwiches while overlooking the port. We move to the inner port, where we are hit by an intense mini-storm as we dock, shortly after I, luckily, ducked inside due to my lack of rain clothing.

The zig-zag challenge

It is a pleasure to meet Thecla, after too many years of only photos/stories, as we settle down to our first meal with the five of us, although we almost become four again as the group attempts to leave the dock without me the following morning. 

We spend what feels to be never-ending last day/night on Schiermonnikoog with coffee at Hotel van der Werff, biking and walking though the unique landscape and even a chance to get our feet wet in the cool, North Sea on a seemingly infinite beach; all rewarded by a Schierse Hippo beer at the Marlin café. This is followed by lovely sunset to improvised music on the quay and then an impressive full moon. We finish the evening with the last of the kayaking pictures/films, reliving many of those shared experiences, and cappuccinos….

Carolinensiel-Borkum (7 september – door Paul en Gé)

In Carolinensiel vervangen wij als kanoërs Jim, Gé en Paul de fietsende opstappers. Op het leuke terras “Heimathafen” in de mooie havenkom van Carolinensiel is de 35-jaar-wildwaterweek-sfeer direct terug. We bestellen een eerste vier Hefe Weizen van voor ons van ongekend formaat (0,5) met enkele Flammkuchen. Het terras in de middagzon bevalt ons zo goed dat een tweede rondje onvermijdelijk is. Frits vraagt echter om “ein kleines Bier” waarop de ober zegt een 0,5 ist doch schon ein kleines bier. De stemming zit er dus direct goed in en het Heimathafen Cafe kunnen wij aanbevelen mocht je in de buurt zijn. 

Klein bier

Maandagochtend de afspraak om 9.30 uur door de sluis van Harlesiel. Door de lengte van De Goede Verwachting kunnen we alleen met de beide open sluisdeuren geopend naar buiten, dat kan dus alleen met gleichstand van het water. Dat betekent direct in de slik voorbij de sluis wachten op hoog water. Bij vertrek hebben we even een oververhitte motor, door slik in de beunkoeler. Na het passeren van de veerboot blijkt dit gelukkig weer snel opgelost. Onder een prachtig ondergaande zon zeilen we met een ‘Friese zak’ verder het Duitse wad op, waar we ’s avonds droogvallen. De volgende ochtend met een geruststellend ritmisch gebrom van de motor naar Juist. Tijdens het droogvallen zijn Frits en Paul heerlijk aan het zwemmen. Ook kunnen wij het niet nalaten om even de pokken af te krabben die tijdens de reis als ongewenste verstekelingen eveneens gehecht zijn geraakt aan “De Goede Verwachting. 

Op Juist zijn we even terug in de tijd omdat hier nagenoeg al het vervoer met paard en wagen plaats vindt. Of moeten we eigenlijk zeggen voorbereid op een duurzame toekomst en de tijd ver vooruit gezien de mondiale stikstofcrisis? 

De volgende ochtend gaan wij, nadat we zijn bijgekomen van de hoogte van het havengeld, met gereefd zeil op weg naar Borkum. Het havengeld, 92,60 voor een overnachting in de beroepsvaarthaven zonder faciliteiten, moet contant worden betaald en zoveel cash hebben wij niet. Uiteindelijk 92,45 bij elkaar geschraapt. De havenmeester komt snel voordat wij wegvaren op de fiets aangereden om ons erop te wijzen dat zij nog vijftien centen van ons moet ontvangen. Die worden ons met enige tegenzin uiteindelijk kwijtgescholden. 

En dan het water omhoog kijken

Als wij voor een tijstop iets eerder droogvallen dan verwacht doen wij dat deze keer in de zon en met zeehonden als buren. De reis terug naar Nederland verloopt voorspoedig, alleen met een kanoër aan het roer, gewend om met een lage waterstand te kunnen varen, lopen we toch twee keer onverwacht vast. 

Uiteraard wordt bij het passeren van de Duitse grens – waar dat is op het water is mij nog steeds niet duidelijk, maar wellicht weet de schipper dit beter dan ik – ceremonieel het gastenvlaggetje gestreken en voorlopig ver opgeborgen. Maar met Frits weet je dat nooit. 

Gewassen en gestreken

Uiteindelijk lopen wij op tijd Lauwersoog binnen, voor Frits omdat Thecla in Lauwersoog aan boord stapt, maar voor de opstappers omdat ik Paul en Jim toch wel erg nieuwsgierig heb gemaakt naar de verrukkelijke gebakken vis van Sterkenburg. En passant bezoeken wij de snoepwinkel voor varende mannen, ofwel de C.I.V (Coöperatieve Inkooporganisatie Visserij) waar allerlei scheepsbenodigdheden worden verkocht. Paul vraagt of zij ook kleinere ankers hebben. De reactie van de verkoper is of hij soms op zoek is naar een sleutelhanger!

Na het eten van een portie kibbeling en broodjes haring, gaan we door de sluis naar de jachthaven “Het Boze Wijf”. Aan deze naam kan ik niets doen, dit restaurant draagt nu eenmaal deze naam. De campingwinkel blijkt om 17.00 reeds gesloten. Gelukkig brengt Thecla de gevraagde boodschappen mee, zodat wij ’s avonds met de schipperse aan boord gezellig genieten van een heerlijke maaltijd. 

Zaterdagochtend vertrekken we naar Schier. We zijn zo’n 100 m op weg als Jim ons toe roept vanaf de steiger. We waren zonder hem vertrokken! Dus terug, Jim aan boord en daarna met complete bemanning alsnog op naar de sluis. 

Zaterdagavond, als slot van onze reünie, kijken wij naar het 2e deel van digitale dia-avond van onze kanovakanties. De volgende morgen varen we terug naar Lauwersoog en stappen daar van boord. De jubileumtocht met Frits en De Goede Verwachting eindigt hier voor ons.

Van Hamburg naar Carolinensiel (3 september – door Ruud)

Wij zijn wederom voor het geluk geboren deze week. Prachtig zomerweer, goeie wind, prima uitgerekende vaartrajecten en goed gezelschap. Frits als een gedreven, prettig delegerende schipper, die De Goede Verwachting in de kleinste gaatjes weet te wurmen na wat ‘social talk’ om ruimte aan de steiger te creëren. Hij geniet er zichtbaar van als zijn voorgenomen plannen slagen, en … dat doen ze allemaal. Ook zien we het ongemak als hij geen goede aanlegplek voor het schip vindt. Zo zijn er soms steigers die alleen voor ‘Behörden’ bestemd zijn, politie en brandweer enzo. Verboden voor ons dus maar soms wel de enige plek waar voor ons grote schip plaats is. We gaan er dus noodgedwongen liggen maar Frits vindt het duidelijk niks. Hij blijft net zo lang praten en regelen tot hij een prominente plaats aan een steiger gevonden heeft. 

Het besluit om ondanks windkracht 4-5 uit het oosten vanuit Cuxhaven het  Duitse wad op te gaan en niet voor het wat eenvoudiger kanaal binnendoor te kiezen wordt niet lichtvaardig genomen. Na veel wikken en wegen pakt het prima uit: het levert een schitterende vaardag op. Ik besef nu dat het ook heel wat om met huis en haard en meerdere opstappers, die niet allemaal even ervaren zijn, te kiezen voor de minst simpele optie. 

De toch ‘buiten om’ langs de iconische vuurtoren Roter Sand

Na onze eerste week over de Oostzee en de Bodden brengt deze tweede tocht weer heel andere aspecten van het maken van een zeilreis met zich mee. Voor het vertrek vanuit de ‘Traditionshafen’ in Hamburg bezochten we onder meer de zeer fraai gelegen Elbphilharmonie. Een muziektheater met een prachtige rondgang, de Plaza, halverwege het gebouw, te bereiken met Europa’s langste gebogen roltrap. Een architectonisch hoogtepunt, met name de binnenzijde. Het kijkt uit over heel Hamburg en de grote haven. Een concert bijwonen in de concertzaal laten we wegens de hoge entreeprijzen aan ons voorbij gaan. Jammer, want volgens onze gids, in de persoon van Thecla, is de concertzaal zo geconstrueerd dat je op elke plek een optimaal geluid hebt. We doorkruisen het Maritiem Museum en wandelen wat rond langs de boulevards en in de oude binnenstad met prachtige oude pakhuizen. Daar valt nog wel heel wat aan op te knappen, het getijde verschil in de wateren door het centrum, pleegt een flinke aanslag op de fundering. Ik heb in het verleden Duitsland wat links laten liggen als vakantiebestemming maar mijzelf voorgenomen, met deze ervaring in het achterhoofd, daar wat meer aandacht aan te besteden.

Na een dag vertrekken we uit de haven. De mast moest eerst weer omlaag en na de brug weer omhoog: de brug draait alleen als je dat een week (!) van tevoren aanvraagt. Een hele klus, zelfs met z’n vieren.

Grote jongens, oppassen geblazen

De tocht over de Elbe richting Glückstadt was een ervaring op zich. Over de zich steeds verbredende rivier kwamen veel grote zeeschepen ‘op ons pad’, een indrukwekkend gezicht. Vooral uit de buurt blijven want die kolossen zijn bij je voor je het weet, is het devies. En de zeekaarten geven veel informatie maar de juiste boei en plaats herkennen op het goede moment blijkt nog best een lastige opgave. Maar we komen aan op Wangerooge en de volgende dag zeilen we verder naar onze afstapplaats, Carolinensiel.

Mooi afgemeerd in Carolinensiel

Nog meer mensen ( 4 september – door Frits )

Ontmoetingen met bijzondere mensen kleuren je reis. Daarom in dit blog nog een paar mensen die ik op deze manier een ereplaatsje wil geven.

De Mattjesheer
We fietsen op het prachtige Boddeneiland Hiddensee en pauzeren in Kloster om mattjesbrötchen te eten bij Bistro Am Klostergarten. De opgewekte eigenaar, een Bommel-achtige heer met het grijze haar in een lange staart, maakt er een vrolijke boel van. De grappen vliegen over de toonbank, ook al zijn ze soms te snel voor ons Duits. Maar vooral: héérlijke brötchen! Dus komen we een dag later weer. ‘Da sind die Flying Dutchmen’, begroet hij ons en als het even rustig is op het terras raken we in gesprek. Zijn vrouw blijkt van Hiddensee te komen, hij uit Rostock. Het gesprek komt op het nog zo voelbare oost-west verschil, de politieke situatie in Nederland en het voor ons altijd moeilijke verschil tussen Sie en Du, ‘Siezen und Duzen’. Hij ergert zich aan de onbeleefdheid van veel wessi’s en overwoog een bordje ‘Duzfreie Zone’ in de zaak te hangen, vertelt hij met een twinkel in de ogen. “Zone, das ist hier immer noch ein belasteter Begriff”.

Midden: de Mattjesheer

Peter
In de Historischer Hafen van Berlijn liggen we naast de klipperaak van Peter. Hij verwelkomt ons hartelijk, prikt onze stroomkabel bij hem aan boord in een stopcontact en geeft en passant een rondleiding. Hij blijkt graficus, boekdrukker en docent aan een universiteit in Berlijn. Een bevlogen mens met zijn hart op de goede plek, aan de linkerkant. Vind ik tenminste. Hij heeft zijn jarenlange restauratie van de Gertrud, vanaf slooprijp casco, vastgelegd in een prachtig boek. Want daar ben je dan weer graficus en drukker voor. Bovendien blijkt hij een bron van allerlei informatie over vaarroutes en havens. Een paar jaar met de Gertud in een Nederlandse museumhaven liggen, dat lijkt hem geweldig. Die haven krijgt er dan een mooi schip en een ongelooflijk enthousiaste schipper bij.

Ruurd

We wandelen door Burg, bij Magdeburg, weer een bij nadere beschouwing verrassend leuk stadje. Het is markt en we staan voor de kaaskraam te overleggen wat te kiezen uit het rijke en voor ons meest onbekende aanbod. “Kan ook in het Nederlands, hoor!” En dan blijkt dat de kaasboer Ruurd heet, uit het Friese Hoornsterzwaag komt en dat hij, toen hij als jonge man na de val van de muur op avontuur ging in Duitsland, kazen smokkelde in de banken van zijn kampeerbusje. Dat was een omgebouwde tandartsbus. Omdat hij daar in Duitsland toen ook een heel mooi meisje tegenkwam bleef hij. We staan lang bij de kraam te praten en Ruurd geniet er zichtbaar van om weer Nederlands te kunnen praten. Over het heel mooie meisje, dat nu in een andere stad met kaas op de markt staat, over hun zoon en over de pas gekochte boot. Als hij vertelt over zijn onlangs overleden ouders moet hij wat wegslikken. Lieve man.

Ruurd, en kaas

Getijstress (2 september – door Frits)

Ik schrijf dit terwijl ik door de patrijspoort boven mijn schrijfblad uitkijk over het wad onder Wangerooge. We liggen voor anker onder de oostpunt, een magisch mooie ankerplek. Het is opkomend water. Verderop aan stuurboord schuift een enorme hoeveelheid water de Jade en de Weser in, de twee stromen gescheiden door de zware vuurtoren van Mellumplate. Aan bakboord scharrelen allerlei soorten meeuwen, een stel kluten, scholeksters en tureluurs hun kostje bij elkaar. Er gebeurt van alles maar toch gaat hier een grote, weldadige rust van uit. Gister zijn we hiernaartoe gevaren, in een lange tocht door de Duitse bocht, boven Neuwerk en Scharhörn langs. Ik ben altijd zenuwachtig voor dit soort zeetochten. Misschien nu wel wat meer dan anders. De Goede Verwachting is een prachtig schip maar geen zeeschip. 

Restanten van de oude spoordijk op de oostpunt van Wangerooge

Even wat terug in de tijd.

Kort na het Schiffshebewerk van Lüneburg/Scharnebeck draaien we de Elbe op. En daar hebben we, voor het eerst sinds lang, weer te maken met getij. Dat betekent weer wekkers zetten en zo af en toe nog voor de zon goed en wel op is al varen. De stroomsnelheid en -richting van de Elbe worden hier al bepaald door eb en vloed. In deze droge tijden met weinig afvoer van rivierwater zelfs nog meer dan anders. Het laatste stukje op weg naar Hamburg hebben we het tij tegen, we kruípen richting Elbphilharmonie, maar we halen het.

De Elbphilharmonie

Dan, drie dagen later, liggen we in Cuxhaven. De eeuwige vraag dient zich aan: hoe kom je van Cuxhaven naar Wangerooge? Op de heenweg lagen we hier ook, op dezelfde plek aan de steiger in deze dure jachthaven. Nu zijn de windvoorspellingen oost, later noordoost 3, aantrekkend naar 4. Als je ‘buitenom’ zou gaan vind ik die 4 veel wind voor dit grote, open water. Onder Neuwerk door zou een betere optie zijn. Mooie route ook, maar ja: op de heenweg kwamen we er achter dat de route daar niet meer is beprikt. Vanwege ‘Naturschutzüberwegungen’ volgens de havenmeester. Hadden ze hier ook maar een stevige club als de Vereniging Wadvaarders, denk ik dan. En we hebben op de heenweg een paar keer de grond geraakt. Bovendien waait het al een paar dagen uit het oosten en dat betekent verlaging. Hoeveel, daar kan ik niet achter komen. En dan is er nog het alternatief van binnendoor, bij Otterndorf het Hadelnerkanal in. Dan moeten we weer een stuk terug de Elbe op varen, de mast moet weer plat en we moeten nog wat extra sleutelen om onze kruiphoogte op 2,80 m te krijgen. We varen dan weer over kanalen in plaats van over het wad.

Ik word er nerveus van, bel een keer of drie met de schipperse, mijn lieve, geduldige en kundige ‘walondersteuning’. En ik slaap onrustig. Als ik ‘s morgens, beetje te laat want anderhalf uur na hoog water, wakker word, hak ik de knoop door: we gaan buitenom. Om het verlies van die anderhalf uur goed te maken motoren we met een noodvaart de Elbe af en boven de twee eilanden langs. Als we daar voorbij zijn gaan we bakboord uit, de zeilen omhoog, op Wangerooge af. Op dat moment, appt Thecla later, waren we net zover van Helgoland als van Wangerooge. Het wordt een prachtige tocht, in de stralende zon.

Net zover naar Helgoland als naar Wangerooge 🙂

En nu opeens draait mijn uitzicht weg: we liggen los, het schip draait achter het anker. We kunnen ankerop en weg. Naar Carolinensiel.

In en uit en op en neer in Duitsland (29 augustus – door Maarten)

Na een dagje treinen kom ik 21 augustus aan in Brandenburg. Frits staat voor het station al te wachten met zijn fiets. Met z’n tweeën en de fiets gaan we in de taxi naar De Goede Verwachting. Daar ontmoet ik de oude bekenden Julia en Lammert, dus dat wordt weer gezellig. 

De komende week varen we over kanalen via Burg, Haldensleben, Wolfsburg, Bad Bodenteich om voor mij te eindigen in Lüneburg. Ik zie bijna alleen maar bomen en struiken langs de kanten. Het is groen, het water zelf ook. En er liggen keien in alle formaten. Ik wil nog wel eens weten waar al die keien vandaan komen en hoe ze in die stukjes worden gemaakt. Hoeveel kilometer kanaal is er wel niet met zulke keien afgewerkt? 

We maken een uitje in Burg, een leuk stadje waar Frits, Julia en Lammert de zoon van een oude kaasboer uit Leeuwarden ontmoeten. Hij is na de val van de muur in 1989 naar Duitsland vertrokken “want daar ging het gebeuren”. Die zoon verkoopt nu kaas vanuit een mobiele winkel en er gaan dus flinke hompen kaas mee richting schip.

In Wolfsburg bezoeken we natuurlijk het automuseum van Volkswagen. Alle mogelijke oudere modellen van Volkswagen staan hier opgesteld. Er is er zelfs eentje helemaal beplakt met postzegels!

De enorme verzameling Kevers, met als derde in de rij de postzegelvariant

We gaan dus heen en weer, maar ook een aantal keren op en neer door sluizen met verschillend groot verval. De grootste is die bij Uelsen, waar we 23 meter zakken, afgemeerd aan drijvende bolders. Maar de scheepslift Scharnebeck-Lüneburg spant de kroon. Je vaart een grote bak in om vervolgens een verval van 38 meter naar beneden mee te maken. Thecla is voor een lang weekend weer aan boord, want die wil hier wel bij zijn.

Boven in de scheepslift. Het Elbe-Seitenkanal ligt 38 meter onder ons

Ik stap na deze laatste sluis op 28 augustus af en ga weer met de trein richting Delft. Inmiddels is van de aflosploeg Wim op de fiets aangekomen en aan boord gestapt. Ik zwaai ze uit als ze verder richting Hamburg de Elbe op gaan.

Het was weer een gave week met veel indrukken. Goede reis verder! Frits en Thecla bedankt voor deze trip en de goede verzorging.

Berlijn, nog één keer dan (25 augustus – door Frits)

Berlijn, nog één keer dan

Meer midden in Berlijn dan in de Historischer Hafen, bij de Mühlendammschleuse, kun je niet liggen. Op het eerste gezicht een wat rommelige verzameling langszij afgemeerde schepen. Er liggen wat ‘projecten’ tussen, om het zo maar te zeggen. Hier en daar groeit een boompje uit een schip. Maar veel jonge mensen en een prettige, wat alternatieve sfeer. Ze zijn er daar in Berlijn trots op dat ze zo ongeveer op de plek liggen waar de stad is ontstaan. En dat in de ontstaansgeschiedenis van de stad de Kahn een grote rol heeft gespeeld: ‘Berlin ist aus dem Kahn gebaut’. Het boek met die titel blijkt in de aanbieding, gekocht dus. En behalve veel grote Kahnen blijkt er ook een ‘Finowmasskahn’ in de haven te liggen. En daar hebben we wat mee gekregen, met dat Finowkanal. 

Hartje Berlijn

We liggen bij Peter langszij, aan zijn klipperaak ‘Gertrud’, gebouwd bij Worst in Meppel in 1910. Ook meteen het enige zeilschip in de collectie daar, want een ‘motorhaven’ is het wel. En we eten een dag later op het restaurantschip in de haven, dat een  reusachtige ‘Radschlepper’ blijkt te zijn, een radersleepboot dus. In Tsjechië gebouwd voor de vaart op de ondiepe Oost-Europese rivieren. En wonderlijk: er is maar één watertappunt voor de hele haven, dus om water te tanken gaan we even de hoek om en bij weer een ander schip langszij. Ook de stroomvoorziening is provisorischer dan je in een hoofdstedelijke museumhaven zou verwachten. Ik begrijp dat de positie van de haven in het krachtenspel van de Berlijnse ruimtelijke ontwikkeling niet erg sterk is, onze Berlijnse vrienden hebben nog een zware klus. Maar ze liggen daar fantastisch en wij dus ook.

De eerste avond in Berlijn eten we bij een verfijnd Vietnamees restaurant en ik leer mijn eerste Vietnamees: cảm ơn betekent dank u wel. Zoiets al ‘gam eun’ maak ik ervan. Serveerster blij en tevreden. Mede-museumhavenschipper Clemens legt me later uit waarom er veel Vietnamezen in Berlijn wonen: in de DDR-tijd onderhield het land vriendschappelijke betrekkingen met de socialistische broederlanden, waaronder natuurlijk (Noord) Vietnam en Cuba. Na de Wende konden de Vietnamezen, die in groten getale naar de DDR waren gekomen, een eigen bedrijfje beginnen en dat deden ze met enthousiasme en succes. Het schip van Clemens, een bunkerschip, is trouwens ook in Nederland gebouwd: in ’57 bij De Hoop in Schiedam.

Een zwoele zomeravond in aan de Spree

Onze laatste avond in Berlijn is zwoel en zacht. Op de brede stenen brugranden bij de haven zitten stelletjes te praten en beloftevol te zoenen, ik word daar blij van.De volgende morgen drinken we met Clemens, Peter en Christine een Abschiedskaffee bij ons aan boord. Mit Kuchen natuurlijk. En dan maken we los, de Mühlendammschleuse door, over de Spree langs de Reichstag, de regeringsgebouwen en nog veel, veel meer. 

Auf Wiedersehen, Berlin!

Het gastenvlaggetje gestreken

Mensen (24 augustus – door Frits)

Reizen is mensen ontmoeten. Elke dag weer spreek je mensen die je nog nooit hebt gezien en iedere keer weer is dat een verrijking. Ik ben blij dat gesprekken steeds makkelijker lopen, mijn Duits gaat erop vooruit deze maanden. Er zitten bijzondere mensen tussen, die indruk maken en met wie je soms contact wilt proberen te houden. Een aantal wil ik op deze manier een soort ereplaatsje geven.

Matthias.
Na een (iets te) ruige tocht lopen we vermoeid de haven van Kühlungsborn binnen. Het is vol daar en de enige plek die we zien is langszij een kotter. Op die kotter is een brede, ruim getatoeëerde en bebaarde man aan het werk. Hij pakt onze lijnen aan, legt uit hoe we aan de wal kunnen komen, verontschuldigt zich voor een natte verfplek (“ein Unfall”). Omdat hij vaak aan het werk is op het schip (van zijn baas, voor sportvissers) en we in Kühlungsborn een paar dagen verwaaid liggen, raken we aan de praat over elkaars levens. Hij woont hier niet, te duur, maar een paar dorpen verderop, met zijn vrouw en zijn zoon. De visserij, ook de sportvisserij heeft het moeilijk vanwege het vieze water. Zo’n schip als wij, dat zou hij ook wel willen. En dan wat varen. Maar dan moet eerst zijn zoon een goede opleiding hebben gehad en op eigen benen kunnen staan. We zijn onder de indruk van deze lieve, zachtaardige man met zijn woeste uiterlijk. 

De Goede Verwachting hier naast Kotter Odin, net opgeschilderd door Matthias


Lara.

Tegen de avond komt in dezelfde haven een bijzonder, gaffelgetuigd scheepje binnen varen. Ik kan het scheepstype niet thuis brengen en er hangt een solo-wimpel in de verstaging. De Prinz Slocum komt bij ons langszij: schipper Lara blijkt met deze replica van Joshua Slocum’s Spray, want dat is het, onderweg naar een “Gaffel-Treffen” in de buurt van Rostock. Een tweede gaffelzeiler legt weer naast aan zodat we opeens een ‘Pakketchen’ van vier schepen zijn. Lara, ze restaureert schepen in Hamburg, heeft een onverwoestbare vrolijkheid om zich heen. Zelfs als we het, met de andere gaffelaar, hebben over de planeet en de politieke toestand in Duitsland en de wereld. Aanleiding is trouwens de vraag: “Was ist doch in den Niederlanden los?” 
De gaffelbuurman kan zich voorstellen dat hij ooit, ooit naar de wapens grijpt. Lara blijft optimistisch. Ook in de appjes die ze nog lang stuurt om ons op de hoogte te houden van de reis van de Prinz Slocum. We zien haar vast ergens een keer terug. 

De Prinz Slocum van Lara

Christoph
We fietsen met de hele bemanning van Wiek naar Kap Arkona, de beroemde noordelijke krijtkaap van Rügen. We rijden op vier huurfietsen en een Brompton door het warme maar prachtige landschap. Onder protest van de jongste opstapper (13) maar met hulp van af en toe een ijsje. We staren regelmatig vanaf een griezelige hoogte naar de golven die onderaan de krijtrotsen uitrollen. 

We zien de kaap al duidelijk voor ons als op een landerig weggetje de Brompton stuiterend protesteert: lekke band! Ik probeer hem te plakken, maar dat lukt niet. Ik vouw de fiets op en wil gaan liften. De anderen fietsen door. Maar waar vind je een auto midden in zo’n natuurgebied? Een enkeltje met een paardenkoets zou misschien kunnen, lees ik op een ‘haltebord’. Dan stopt er een busje met een groene kano erop. Ik stap er op af en leg in mijn beste Duits de situatie uit. Maar Wiek is best ver weg en ik zie de bestuurder aarzelen. Dan begint hij de passagiersstoel leeg te ruimen en legt mijn fiets achter in zijn busje. Zo maak ik kennis met Christoph, een bedachtzame, zachtaardige man die in zijn eentje wat rondreist. Hij werkt na omzwervingen al dertig jaar in een Kindergarten en vindt dat het mooiste werk. Uiteindelijk brengt hij me helemaal naar het schip terug, we bekijken het samen. En al die tijd praten we en vertelt hij op zijn langzame, aandachtige manier. Een filosoof. We zwaaien lang bij het afscheid.